Gevangenisstraf voor onjuiste btw-aangifte
De rechtbank veroordeelt een bestuurder van een bv voor het opzettelijk doen van een onjuiste btw-aangifte. Hij had weliswaar niet op papier, maar wel in werkelijkheid de leiding gehad. De rechtbank legt hem een gevangenisstraf van 23 maanden op, waarvan 7 maanden voorwaardelijk.
Aangifte omzetbelasting
De bestuurder stond terecht voor het opzettelijk doen van een onjuiste aangifte omzetbelasting. Bij de verkoop van twintig villa’s werd ten onrechte btw in rekening gebracht tot een bedrag van acht ton. Ook werd geen overdrachtsbelasting afgedragen. De bestuurder had weliswaar niet op papier, maar wel in de werkelijkheid opdracht gegeven tot de verboden gedraging, dan wel daaraan feitelijk leiding gegeven.
Verdediging pleitte vrijspraak
De verdediging bepleitte vrijspraak, omdat de btw-aangifte wel juist zou zijn. ‘Er is immers niet gebleken van eerste ingebruikname van de aangekochte villa’s van langer dan twee jaar geleden (als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968), zodat evenmin is komen vast te staan dat de levering van de villa’s vrijgesteld was van btw. Bij de beoordeling van de eerste ingebruikname is de ingangsdatum van de huurovereenkomst niet bepalend. Het gaat om de feitelijke ingebruikname door de huurder. Op grond van dit dossier kan niet worden vastgesteld dat alle villa’s langer dan twee jaar voor de aankoop voor het eerst in gebruik zijn genomen’, aldus de verdediging. Als wel sprake zou zijn van een onjuiste aangifte, dan ontbrak het volgens de advocaat aan opzet. De bestuurder had steeds gehandeld in overleg met belastingdeskundigen, een notaris en advocaten.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling dat geen sprake zou zijn van een vrijgestelde levering. De omzetbelasting werd ten onrechte teruggevorderd en er was ten onrechte geen overdrachtsbelasting betaald. Het totaal beoogde benadelingsbedrag bedroeg negen ton. Het verweer van de verdediging dat de bestuurder het advies van deskundigen had gevolgd, is niet onderbouwd.
Feit bewezen
De rechtbank acht bewezen dat B de materieel bestuurder was en feitelijk leiding had gegeven aan de verboden gedraging: het opzettelijk plegen van belastingfraude door een rechtspersoon. Door anderen de functie van formele bestuurder te laten bekleden en zichzelf enkel als adviseur voor te doen, deed de bestuurder het voorkomen dat hij geen bestuurlijke rol had en hem daarom geen verwijt trof.
Bij de straftoemeting betrok de rechtbank in het voordeel van de bestuurder dat hij zich niet met het beoogde benadelingsbedrag had bevoordeeld. Dit was echter niet het gevolg van zijn handelen, maar van adequaat handelen van de Belastingdienst. De rechtbank veroordeelde de bestuurder tot een gevangenisstraf van 23 maanden, waarvan 7 maanden voorwaardelijk.