Voor werknemers met meer dan een auto van de zaak, is de bijtelling per 1 januari 2021 gewijzigd.
Stelt de werkgever gelijktijdig meer dan een auto ter beschikking aan een werknemer, dan bereken je de bijtelling per 2021 op een andere manier.
Als de werkgever meerdere auto’s tegelijkertijd ter beschikking stelt aan de werknemer, geldt de bijtelling voor de auto(‘s) waarmee de werknemer op kalenderjaarbasis meer dan 500 privékilometers rijdt.
Daarnaast houd je rekening met het aantal rijbewijzen binnen het gezin:
- Is de werknemer alleenstaand? Of is er binnen het gezin maar een persoon met een rijbewijs? Dan hoef je maar voor een auto bij te tellen.
- Zijn er twee rijbewijzen binnen het gezin? Dan tel je voor twee auto’s bij.
- Zijn er meer rijbewijzen binnen het gezin, dan tel je voor evenveel auto’s bij als er rijbewijzen zijn.
Heeft de werknemer meerdere auto’s van de zaak, maar hoef je niet voor alle auto’s bij te tellen? Met ingang van 2021 tel je bij voor de auto(‘s) met de hoogste bijtelling.
Voorheen telde je bij voor de auto(‘s) met de hoogste cataloguswaarde. Dit is dus gewijzigd.
Voorbeeld
De werkgever stelt een werknemer twee auto’s gelijktijdig ter beschikking. De werknemer rijdt met auto 1 op jaarbasis meer dan 500 privékilometers. De werknemer kan aantonen dat hij auto 2 niet privé gebruikt. In dat geval moet je alleen voor auto 1 bijtellen.
Als de Belastingdienst vaststelt dat je toch over meer dan een of meer dan twee auto’s moet bijtellen, moet de fiscus aantonen waarom.
Bij het vaststellen houdt de Belastingdienst rekening met eigen auto’s van de werknemer die voor privégebruik net zo geschikt zijn als een van de ter beschikking gestelde auto’s.