Hoge Raad om opheldering gevraagd over BTW-aftrek bij bitcoinmining

De Rechtbank Den Haag heeft prejudiciële vragen gesteld aan de Hoge Raad over de aftrek van voorbelasting bij het minen van bitcoins. Omdat een bitcoinbedrijfje niet weet wie haar afnemers zijn is namelijk niet vast te stellen wat het percentage afnemers van buiten de EU is en daarmee of de VOF in aanmerking komt voor BTW-vrijstelling.

De VOF heeft voor de mining van bitcoins computer- en koelapparatuur aangeschaft. Op deze aanschaf en de elektriciteit die nodig is om de apparatuur te laten werken is omzetbelasting in rekening gebracht. Het bedrijf heeft de voorbelasting in aftrek gebracht.
BTW-vrijstelling
De rechtbank is van oordeel dat door de VOF belastbare prestaties worden verricht. In dat geval is tussen partijen niet in geschil dat de prestaties zijn vrijgesteld en dat de aan de VOF in rekening gebrachte omzetbelasting op grond van artikel 15, tweede lid, onderdeel c. van de Wet op de omzetbelasting 1968 (de Wet) toch in aftrek kan worden gebracht als haar afnemers buiten de Gemeenschap zijn gevestigd.

Afnemers onbekend
Maar daar zit het probleem, want het bedrijf weet niet precies wie haar afnemers zijn en kan daar redelijkerwijs ook niet achter komen. Daardoor is niet duidelijk hoeveel procent van haar afnemers buiten de Gemeenschap is gevestigd. Het bitcoinbedrijf heeft algemene statistische gegevens overlegd waaruit volgt dat de handel in bitcoins voor 98% buiten de Europese Unie plaatsvindt. Handel in bitcoins is echter niet hetzelfde als mining van bitcoins.

Prejudiciële vragen
De Rechtbank Den Haag ziet daarom aanleiding aan de Hoge Raad de volgende vragen voor te leggen ter beantwoording bij wijze van prejudiciële beslissing:

1) Mag de wettekst van artikel 15, tweede lid, onderdeel c. van de Wet zo ruim worden geïnterpreteerd dat, in geval van ernstige en reële bewijsnood, met een vermoeden of met algemene statistische gegevens kan worden onderbouwd dat de ontvanger van een dienst buiten de Gemeenschap is gevestigd?

2) Zo de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: mogen algemene statistische gegevens over de handel in bitcoins worden aangewend ter onderbouwing van de plaats van vestiging van de afnemers van mining-activiteiten terwijl de handel in bitcoins niet zonder meer gelijk loopt met de mining-activiteiten?

 

Bron: fiscaalvanmorgen.nl