Aan het begin van de coronacrisis werden het coronavirus en haar gevolgen aangemerkt als een bijzondere omstandigheid, waarvoor de werkgever werktijdverkorting kon aanvragen. Het ministerie van SZW kon echter de enorme toestroom van aanvragen niet meer aan, waarna de inzet van werktijdverkorting werd stopgezet en vervangen door de NOW-regeling. Nu de NOW-regeling per 1 oktober jl. is geëindigd, kunnen werkgevers sindsdien weer gebruikmaken van de reguliere ontheffing van het verbod op werktijdverkorting. Dat betekent dat zij met een vergunning voor werktijdverkorting tijdelijk een WW-uitkering voor hun medewerkers kunnen aanvragen. Hierna lees je waar de werkgever aan moet voldoen om hiervoor in aanmerking te komen en welke stappen hij of zij moet zetten om de werktijdverkorting en WW-uitkering te kunnen krijgen.
Voorwaarden
Er gelden twee voorwaarden voor de aanvraag van de vergunning:
- Het bedrijf is getroffen door een kortdurende buitengewone omstandigheid die niet onder het normale werkgeversrisico valt. Denk hierbij aan een calamiteit, zoals een brand, blikseminslag of overstroming. Coronagerelateerde situaties vallen hier niet (meer) onder. Kan een directe relatie tussen de buitengewone omstandigheid en een grondstoftekort worden aangetoond, dan komt de werkgever mogelijk wel in aanmerking voor werktijdverkorting;
- De werkgever kan van de ter beschikking staande arbeidscapaciteit (alle medewerkers waarvoor hij/zij een loondoorbetalingsverplichting heeft) gedurende ten minste 2 weken en ten hoogste 24 weken minimaal 20% niet benutten of naar verwachting niet benutten.
De werktijdverkorting wordt alleen geboden voor werknemers of groepen werknemers voor wie de werkgever het loon moet doorbetalen, ofwel voor wie hij/zij een loondoorbetalingsverplichting heeft. Ingeleend personeel, zoals uitzendkrachten, oproepcontracten (waarvoor geen plicht tot loonbetaling bestaat) en ingehuurde zzp’ers, vallen hier in principe buiten.
Ook zal geen vergunning worden verleend over perioden die aan de datum van aanvraag voorafgaan.
Beperkte duur
De werktijdverkorting is van tijdelijke aard en geldt voor een periode van minimaal 2 weken en maximaal 24 weken. Die 2 weken staan voor een algemene wachttijd. De werkgever krijgt een vergunning voor de duur van 6 weken. Een al verleende vergunning kan maximaal 3 keer worden verlengd (4 x 6 = maximaal 24 weken). Daarna moet de werkgever weer zelf de lonen betalen over de uren waarop zijn of haar medewerkers niet kunnen werken.
Hoe aanvragen?
Werkgevers kunnen een digitale aanvraag indienen via het portaal van de directie UAW van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Als de vergunning is ontvangen, moet dit binnen twee dagen digitaal aan het UWV worden gemeld via het formulier Melding werktijdverkorting. Binnen een week na afloop van de vergunningsperiode, dus in de zevende week nadat werkgevers de vergunning kregen, kunnen digitaal WW-uitkeringen worden aangevraagd bij het UWV met het formulier ‘Aanvraag WW-uitkering bij werktijdverkorting’. De WW-uitkeringen over niet-gewerkte uren gedurende de vergunningsperiode worden dus achteraf betaald.