Werkgever mag loonsverhoging vanwege corona uitstellen

Een werkgever nam verschillende maatregelen om de gevolgen van de coronacrisis op te vangen. De rechtbank Rotterdam oordeelt dat er voor uitstel van loonsverhoging een zwaarwegend belang is. Met betrekking tot de opbouw van vakantiedagen en het verplicht opnemen daarvan ligt dit anders.

Door het uitstellen van de loonsverhoging worden de werknemers weliswaar in hun financiële positie aangetast, maar van een ‘loonoffer’ is geen sprake. Wat betreft het verplicht opnemen van vakantiedagen weegt het belang van de werknemers om dagen op te nemen wanneer zij dat willen, zwaarder dan het financiële belang van de werkgever.

Wat is de situatie?

De werkgever heeft op 3 april 2020 aan de Ondernemingsraad (OR) instemming gevraagd voor voorgenomen besluiten ten aanzien van het laten vervallen van een deel van het vakantiesaldo van de medewerkers en het doorschuiven van de salarisverhogingen van 1 april 2020 en 1 oktober 2020 naar januari 2021. Deze maatregelen zijn volgens de werkgever nodig om de klappen als gevolg van corona op te vangen. De OR heeft op 10 april 2020 ingestemd met de maatregelen.

De werkgever heeft op 14 april 2020 aan de werknemers laten weten dat de maatregelen uitgewerkt en inmiddels doorgevoerd zijn om zo de bedrijfskosten zoveel mogelijk omlaag te brengen: “Door deze maatregelen stijgen de salariskosten in 2020 niet en hoeft er in de financiële administratie minder geld gereserveerd te worden voor vakantie uren waardoor geldt dat hiermee beschikbaar komt, gebruikt kan worden om kosten te betalen. In totaliteit creëren we met deze maatregelen ruim €900.000 extra financiële ruimte.”

Maatregelen raken arbeidsvoorwaarden

In deze zaak verschillen partijen van mening over de vraag of de werkgever vanwege financiële omstandigheden, veroorzaakt door de coronapandemie, maatregelen mocht treffen die de arbeidsvoorwaarden van het personeel raken. Het gaat om de volgende drie maatregelen:

  1. het op een later moment invoeren van procentuele loonsverhogingen;
  2. geen opbouw van bovenwettelijke vakantiedagen over de tweede helft van 2020; en
  3. het verplicht opnemen c.q. afschrijven van een deel van het stuwmeer aan vakantie-uren.

De werknemers menen dat de werkgever die maatregelen niet mocht treffen, de werkgever ziet dat anders.

Bedrijfseconomisch belang

Het belang van de werkgever is van bedrijfseconomische aard. De werkgever heeft uiteengezet dat zij zich door de coronapandemie geconfronteerd zag met (forse) liquiditeitsproblemen. De door haar gestelde omzetdaling en de gevolgen daarvan zijn op zich door de werknemers niet betwist. Door de loonsverhoging uit te stellen en een deel van de vakantiedagen af te schrijven, dan wel de opbouw ervan te beperken, kon de werkgever op korte termijn de liquiditeitspositie verbeteren.

Overige maatregelen

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de werkgever nog onderbouwd welke overige maatregelen zij heeft getroffen om haar positie te kunnen handhaven, zoals onderhandelen met haar verhuurder, het uitstellen van investeringen, het aanvragen van een NOW-voorschot en het vragen van een loonoffer van de directie. De werkgever heeft daarbij benadrukt dat de OR heeft ingestemd met de eenzijdige wijziging en dat de OR daartoe een deskundige heeft kunnen raadplegen.

2 Uitgestelde loonsverhogingen

Voor wat betreft de uitgestelde procentuele loonsverhogingen leidt een afweging van de belangen tot de conclusie dat de acute financiële problemen die de werkgever ondervindt door de coronapandemie een zodanig zwaarwichtig belang vormen dat de belangen van eisers daarvoor naar maatstaven van redelijkheid moeten wijken.

Geen loonoffer

De werknemers worden door het uitstellen van de loonsverhoging weliswaar in hun (toekomstige) financiële positie aangetast, maar van een ‘loonoffer’ is geen sprake. Daarbij speelt mee dat de werknemers een deel van de loonsverhoging die per april 2020 zou worden ingevoerd al per december 2019 hebben ontvangen en dat het geen permanente wijziging betreft, maar een eenmalige, tijdelijke maatregel. Tot slot weegt mee dat de OR, na raadpleging van een deskundige, heeft ingestemd met de maatregelen.

2 Opbouw en opname vakantiedagen

Met betrekking tot de opbouw van vakantiedagen en het verplicht opnemen daarvan ligt dit anders. De werknemers wijzen terecht op het belang van recuperatie (herstel van krachten).

Uit Richtlijn 2003/88/EG en daarop gebaseerde rechtspraak van het Europese Hof van Justitie blijkt dat vakantie als een belangrijke arbeidsvoorwaarde moet worden beschouwd en dat werknemers recht hebben op recuperatie om hun werk optimaal te kunnen blijven vervullen.

Belang werknemers groter

Het belang van de werkgever om verplichte vakantiedagen aan te wijzen bestaat hierin dat zij haar reserveringen terug kan dringen en daarmee haar liquiditeit kan verbeteren. Het belang van de werknemers om deze dagen op te nemen op het moment dat zij daar behoefte aan hebben en niet op aanwijzen van de werkgever moet zwaarder wegen dan dit financiële belang van de werkgever. Bij deze afweging speelt mee dat door de werknemers tijdens de mondelinge behandeling is verklaard dat zij ook tijdens de lockdown gewoon hebben doorgewerkt en sommige werknemers het extra druk hadden, door het beëindigen van (tijdelijke) arbeidsovereenkomsten van collega’s. Aan de zijde van de werkgever is dus geen sprake van een zodanig zwaarwichtig belang dat deze wijziging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt.

Overzicht vakantiedagen

De vordering van de werknemers wat betreft  vakantiedagen is echter te algemeen geformuleerd en kan daarmee mogelijk tot executiegeschillen leiden. Uit de overgelegde stukken blijkt niet wat het aantal uren is dat door de werkgever is aangewezen c.q. afgeschreven. In de dagvaarding en conclusie van antwoord worden per werknemer verschillende aantallen genoemd en deze zijn niet te herleiden tot de ingebrachte verlofkaarten.

Gelet hierop wordt de werkgever verzocht bij akte een overzicht in het geding te brengen waaruit per werknemer blijkt welke vakantiedagen of -uren verplicht zijn opgenomen. Als werkgever is de werkgever immers verplicht een administratie bij te houden van de opgenomen vakantiedagen. De werknemers zullen vervolgens nog de kans krijgen om een antwoordakte te nemen.

Uitspraak Rechtbank Rotterdam, 15 april 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:3754